M-
o» 2
istorian's Office Library
V.
The Church of Jesus Christ
of Latter-day Saints
-» 'ini.
#2 '
dy/^s&tey */fs-&<9dé^,
/?&■
o
2.v
5
f
-^£r
Heilige Lofzangen
GEESTELIJKE LIEDEREN.
Heilige Lofzangen
EN
Geestelijke Liederen
VOOR DE
Kerk van Jezus Christus
VAN DE
HEILIGEN DER LAATSTE DAGEN
IN NEDERLAND.
AMSTERDAM 1884.
VOORREDE.
D,
'e Heiligen in Nederland zijn reeds langen
tijd begeerig geweest naar een zangboekje, geschikt,
om naar de behoefte van hun hart te kunnen zin-
gen. Zij toch, die gekomen zijn tot het Nieuw en
eeuwig Verbond, die door het licht der eeuwige
Waarheid beschenen zijn, en door den Geest des
Heeren meer en meer mogen verlost worden van
de dwalingen en leeringen der menschen, zij wen-
schen die Verlossing te bezingen ; en niet alleen
deze, maar ook hunne aanstaande Verlossing uit
Babyion en niet minder hunne eeuwige Verlossing
en Zalige toekomst.
't Is ons tot blijdschap, thans eene kleine
verzameling gereed te mogen hebben, en wij wen-
schen van harte, dat we er later nog een grootere
bundel aan toe mogen kunnen voegen.
P. J. LAMMERS,
Zendeling.
Amsterdam, 1884.
HISTORWWS 0FF1G£ LIBRARX
Th» Church of Jmus Chris! of Lstter-diy Sshiti
A*/3
Digitized by the Internet Archive
in 2012 with funding trom
Corporation of the Presiding Bishop, The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints
http://archive.org/details/heiligelofzangenOOunse
LIED i
Wijze : Opstandingsl.
xJq morgen daagt en de schaduw vliedt,
Onthuld is de Standaard van Sion, ziet;
Daar is reeds 't begin van dien schoonen dag,
Als nimmer de wereld te voren zag.
"Wolken der dwalingen, zij verdwijnen,
De zonne des Heils gaat heerlijk schijnen ;
Het licht der waarheid, zoo vol macht,
Komt over de volken met groote kracht.
De volheid der heidenen gaat reeds in,
En Israëls Zege heeft een begin ;
Verlost van de schuld — kom ziet het aan !
Zal Juda straks naar 't land Kana'an gaan.
Jehova spreekt, — kom geeft Hem gehoor !
Merkt op nu gij allen, verleent Hem Uw oor;
En ziet, hoe als Bonds-God Hij zich openbaart
En zijn kindren uit alle volken vergaart.
Ja, 't eeuwig licht breekt helder door
En Sions kindren — zij geven gehoor,
Zij gelooven Zijn Woord, en verheffen hun stem
En zingen tot eere en glorie van Hem.
» ^ -a «
— S —
LIED 2-
Wijze: Ps. 66.
I~ioe zal ik U naar waarde prijzen,
O, lieve Vader! in Uw Zoon:
Voor al d' ontelbre gunstbewijzen,
Die G' voor me uitstort van Uw troon ?
Dat licht, die waarheid en dat leven,
Waarvan ik deelgenoot mag zijn ;
Ja — alles hebt Gij mij gegeven !
Dat 'k nimmer nu ondankbaar schijn.
Maak mij getrouw, o Heil'ge Vader!
Dat 'k U ter eere leven mag,
En nooit mijn hart in onspoed klage,
Maar vroolijk zij, met diep ontzag.
Dat 'k nooit Uw Heil'gen Geest bedroeve^
Maar naar Zijn roepstem luist'ren mag;
Die roepstem, die mij leidt ten goede
En mij mijn plicht leert al den dag.
Wil in Uw lieven Zoon mij hooren, —
Mijn Vader, die mij mint in Hem,
In wien Gij mij hebt weêrgeboren, —
En 'k ook mag hooren Zijne stem.
— 9 —
Dank, Vader ' dank voor die genade,
Ontvang dien dank in Uwen Zoon,
Tot dat 'k eens op volmaakte wijze
ü danken mag voor Uwen troon.
H. H..
LIED 3.
Wijze: Oostenrijksch Volksl.
«J ezus is de goede Herder,
Die voor Zijne schapen stierf,
En voor ben het eeuwig leven,
Aan het kruishout eens verwierf.
Even als de Herder roept Hij
Zijne schaapjes een voor een ;
Zoo gij hoort naar Zijne, stemme, /
Brengt Hij naar Zijn wei U heen. ;
Niet in 't Babyion van onrust,
Of in Mesech's woestenij, —
Maar aan Sions dierbre stranden
Is die zachte vruchtb're wei.
Kom, trekt allen met ons mede !
Is het U om God te doen,
Luistert dan ook naar Zijn bede: i
„Gaat uit Babel, wilt U spoên!" \
.Zalig zal het ons dibr wezen,
Nu reeds vóór er J*us is !
Maar toch duizendmalen meer nog,
Eens aan Zijne zaalge disch.
Lieve, dierbre Jezus ! breng ons
Spoedig waar Gij zelfs eens zijt!
En dat ras de tijd mag komen, 1
Die ons met Uw komst verblijdt. I
bis
•i-*-i-
LIED 4-
v_y, Jezus! Gij gever
Van wat ik geniet,
Ontvang thans het offer,
Dat Uw kindeke biedt.
Voor immer en altijd
Zingt mijn hart van Uw naam,
Uw goedheid, Uw grootheid,
En liefde te zaam.
'k Gedenk steeds met blijdschap
De heuglijke dag,
Toen, koud als December
In duisternis ik lag
— 11 —
En de stem Uwer knechten
Mij zaligheid bracht;
En ik als verloste,
Erkende Uw macht
Thans ben ik gebonden
Aan Jezus zijn zaak !
Hem heb ik gevonden !
Dat 'k nu nooit Hem verzaak!
Zijn Geest zal mij schragen,
Geleiden aan Zijn hand,
Om m' eenmaal te brengen
In Sion, Gods land.
LIED 5-
xVom Heil'ge Geest! daal neder,
Als op het Pinksterfeest!
Maak veler harten teeder,
Daal neer, o Heil'ge Geest!
Hoe zijn nog veler zinnen
Naar 't aardsch' slechts heen gericht;
Kom goede Geest daar binnen,
Maak al het duistre licht.
— 12 —
Leer hen den Heiland kennen,
Hem dienen meer en meer!
Doe aan Zijn dienst hen wennen,
Dien kiezen keer op keer '
Doe hen den Vader eeren,
Die in Zijn Zoon slechts mint ;
Wil hen tot IJ bekeeren,
Maakt Hemelsch hen «jjezind.
LIED 6-
Wijze: „Weet gij hoeveel sterren kleven?"
J_Jat ons hart U mag behooren,
Dierbre Jezus ! voor altijd !
Dat Gij ons hebt weêrgeboren
En het hoogst geluk bereid:
O ! dat doet ons harte juichen,
Doet ons smeeken : ,. Trouwe Heer,
Geef dat w'U steeds dank betuigen,
En ons hart U love en eer ! '
Dat, dat geeft ons vreugd van binnen,
Stille rust en vree voor God,
Als w'aan Jezus hart en zinnen
Toebetrouwen : heel ons lot.
— 18 —
Als wij aan Zijn hand zoo wand'lon,
Luisterend r.aar Zijn liefdestem,
Worden ween in wil en hand'len,
Eén in geest en macht met Hem.
Niemand minde ooit zoo teeder,
Als die trouwe Heiland doet;
Niemand was tot hulp gereeder,
Trekkend' door een liefdegloed.
Hij ontvangt ons, arm van geeste,
Deelt met ons Zijn erfenis,
Maakt in 's Vaders huis de meeste,
Wie hier aller dienaar is.
LIED 7.
Zjoete nacht, zoete nacht,
Als de dag weer is volbracht!
Liefdrijk God, Gij zaagt nog weder
Op ons van den Hemel neder ;
O, bescherm ons door Uw macht,
Nu ook weder in deez' nacht.
In den racht, in den nacht
Houdt Gij over ons de wacht.
Uwe hand zal ons bewaken,
— 14 —
Leed kan ons dan nooit genaken;
In Uw hoede rust men zacht,
Ook zelfs in den bangsten nacht.
Na den nacht, na den nacht.
Die ons in het grat verwacht,
Zal de schoonste morgen rijzen,
Die ons wekt om God te prijzen;
Nadat ons werk is volbracht,
Volgt geen nacht, volgt geen nacht.
LIED 8.
Wijze: Pa. 118.
tOtraks groeten wij de JSionsstraudeu
En tarten wind en goltgeklots;
Verbroken zijn de vroeg' re banden,
Wij hijgen nu naar berg en rots.
Wij zwerven, waar de wimpels weemlen,
Op d' aden1 tocht van Hem, die leeft,
Van Hem, die 't Sion der verlossing
Aan ons, Zijn volk, geschonken heeft.
Hij heeft nog nooit een hart bedrogen;
De hoop maakt sterk, t' geloot verwint;
Het doel blinkt heerlijk in onz' oogen
Ook waar de weg in nacht be<rint.
— 15 —
Er wacht een haven ons na t' zwerven:
Wij ankren in der Eeuwen rots,
Zoo w' Uw gemeenschap nimmer derven,
O eeuw'ge een'ge Zone Gods !
O kom! o schraag dan onze schreden,
Maak zelve onze enkels vast:
Doe ons gemoedigd voorwaarts treden,
Totdat ons Uwe komst verrast.
Dan is vergeten alle lijden,
En eeuwig zullen wij U zien;
En die ons nu zoo fel bestrijden,'
Zij zullen voor Uw aanschijn vliên,
LIED 9-
Wijze : Lieve Heiland. *
VV eest gezegend, trouwe boden,
Die in 't afgelegenst oord.
Tot de blinden en de dooden
Nadert met God? vrede-woord !
Dringt al verder in deez' landen'
Van ellend' en duisternis;
Harten, die van liefde branden,
Zijn van 't heerlijkst loon gewis.
— 16 —
Heft kloekmoedig, vol vertrouwen,
Christus' kruisbanier omhoog !
Laat de Heid'nen Hem aanschouwen!
Dat heel d'aard Hem kennen moog!
Die u uitzend geeft u 't wapen;
In Hem vindt g'uw kracht en moed ;
"Want geen wolf verschrikt de schapen,
Die de trouwe Herder hoedt.
Liefde dringt en blijft u leiden;
't Rein verlangen vuurt u aan,
Om te doen aan d'arme heiden,
Wat de Heer u heeft gedaan.
Moog u d'aard geen eer bewijzen.
Beter kroon wordt u bereid,
Als de wereld God zal prijzen,
Vol van 's Heeren heerlijkheid.
Nader, dag der vreugde, nader !
Schenk uw boden 't heerlijkst loon!
Zegen alle volken, Vader!
Dat z'U kennen in Uw Zoon!
Broeders, 't zal niet lang meer duren
Of d'onschat'bre tijd is daar,
17
Dat gij binnen Sions muren
Ziet de ganseh verloste schaar.
LIED 10.
Wijze : Opstandingsl.
In welk een oord men Broeders vindt,
Men ziet hen allen eensgezind;
Hun aller lust en levqn
Is: Jezus aan te kleven.
Zij alleu zijn in Jezus een
En hier en namaals lotgemeen ;
Zij allen zijn te gader,
Het kroost van ée'nen Vader.
Zij naderen tot éénen Troon,
Tot éénen God, door ée'nen Zoon ;
Van allen zijn de zonden
Verzoend door Jezus wonden.
Zij allen hebben e'e'nen zorg,
En één belang. Dezelfde Borg —
Hun Heiland, hun behoeder —
Is aller oudste Broeder
LIED 11.
Beveel gerust Uw wegen,
Al wat U 't harte deert,
Der trouwe hoed' en zegen
Van Hem, die 't al regeert.
Die wolken, lucht en winden
Wijst spoor en loop en haan,
Kan ook wel wegen vinden.
Waar langs Uw voet kan gaan.
Den Heer moet gij vertrouwen,
Begeert gij d' uitkomst goed;
Op Hem Uw hope bouwen
Bij alles, wat gij doet.
Niet lang zal 't lijden duren!
Draagt nog een poos uw kruis !
Wellicht slechts weinig uren
En eeuwig zijt gij thuis.
Wel kan Zijn hulp vertragen,
En 't schijnt, of in den nacht
Geen licht voor U zal dagen,
Alsof geen troost U wacht.
— 19 —
Doch eens geeft Hij de palmen
U Zelf in uwe hand.
En gij zingt vréugde-psalmen
In 't eeuwig Vaderland.
LIED 12-
xJq dorre vlakte der woestijnen
Zal zich verblijden, eindeloos,
De zandzee zal herschapen schijnen
En bloeien zal zij als een roos,
Zij zal van heil'ge vreugde beven,
Doortint'len van een heerlijk leven,
Dat nimmermeer verwelken zal ;
Zij zal de wonderen des Heeren
Aanschouwen, en Zijn grootheid eeren
Met jubelend triomf geschal.
LIED 13-
Wijze : „Juicht aarde" enz.
„omt nu, looft Emanuëls naam,
reest en erkent Hem, al te zaam,
L.om, ziet Zijn glorie, zingt Zijn lof,
ïn volgt Hem naar het Hemelhof!
20
Komt dan, gij kindren van het licht,
De Geest en Bruid brengt u bericht;
Komt panden Zijner lield' en trouw
Tot Hem, Die u verlossen wou.
Komt in Zijn schaapskooi door den doop;
Daardoor ontvangt g' een vaste hoop,
Genade, vrede wordt Uw lot,
Geschonken door een liefd'rijk God.
LIED 14.
Wijze: het Engelsche Yolksl. (gewijzigd.)
Is lijden hier uw deel.
Mijn ziel ! vergeet toch niet :
Uw Jezus ging u voor.
Treft u soms veel verdriet
Denk : 't is uit lield' alleen;
Want kreegt ge steeds uw wensch,
Waar moest het met u heen ?
Gij zoudt vergaan, o, mensch !
Mijn Heiland ! leer m j zien
Maar vooral gelooven;
Geen Satan, hel of dood
Zal m' ooit U ontrooven.
— 21 —
Wat hier mijn deel ook zij,
Gij zult m' Uw hulpe biên ;
Trots alles wat ik lij,
Zal 'k eenmaal toch U zien.
En — U te zien, mijn Heer,
Mijn Heiland, Borg en Rots,
Wat wenscht mijn ziele meer
In t woedend golfgeklots ?
Kom dan Heer Jezus, kom !
Rijd haastig op U w woord !
Dat 's duivels werk verstom',
En 't heel de schepping hoort!
H. H.
LIED 15.
vJ mijn Vader! Gij die woont
In dat hoog en heerlijk licht,
Wanneer zal ik tot U komen
En Aveêr zien Uw aangezicht?
Daar in Uwe heil'ge woning,
Was mijn geest eertijds geleid;
In mijn eerste vroegste kindsheid,
Werd 'k gekoesterd aan Uw zijd'.
— 22 —
Met een wijs en heerlijk oogmerk
Hebt Gij mij op aard geplaatst;
En dat zonder een herinn'ring
Aan mijn eei\3te levensstaat.
Maar somtijds, een heil'ge fluist'ring
Zegt me, 'k ben een vreemd'ling hier
En dat ik ben afgezonden,
Van een meer verheven sfeer
'k Was gewend te zeggen; Vader!
Door Uw Geest, die van U komt ;
Maar voor dat der kennis-sleutel
Gebracht werd, wist ik niet waarom?
Zijn 't in den Hemel enkel Vaders?
Neen, de rede zegt het klaar, —
Natuur zoowel als d' eeuw'ge waarheid,
Zegt : 'k heb ook eene moeder daar.
LIED 16.
'Wijze : Hernhutters-avondl.
VJToedertieren is de Heer!
Heil en zegen wil Hij geven;
Vriend'lijk ziet Zijn aanschijn neer,
Lichtende ten eeuw:ren leven!
Maken wij Zijn werk bekend
Tot des werelds uiterst end;
Dat de volken zich bekeeren
Tot de heerlijkheid de^ Heeren ;
Zoo weerklink' U 't lofgezang,
Lieidrijk God \ aau alle stranden ;
Zoo verheug' Uw heil eerlang
Alle volken, aile landen !
Grond alom Uw Koningrijk !
Treed den slangenkop in 't slijk;
Moog' Uw Woord don blindsten heiden
Weldra tot Zijn Heiland leiden !
s
LIED 17.
Wijze: Gez 9.
laat d'oogen naar 't gebergte benen;
Schoon duisternis zijn kruin omhult,
Niet altijd zal 't geloofsoog weenen:
Wat God belooid heelt wordt vervuld.
Eens zal de dag des Heils verrijzen,
De zon hoog aan den Hemel staan ;
Laat elk des Heeren goedheid prijzen,
Reeds breekt het ochtendkrieken aan!
l'l
O, machtig' evangelie- woorden!
Spoedt heerlijk voort en overwint!
Och, dat U alle meuschen boorden,
Zoo ver men immer volkren vindt!
Bekroon Uw werk o, groote Koning !
Uw zachte scepter heersen, alom;
Dan wordt eens aller hart Uw woning
En heel deez' aard Uw heiligdom!
-♦-i-ae-f—»-
LIED 18-
Wijze: „Kent gij dat land?-'
zaal'ge ure van gebed,
O,
Gij rukt mij uit der zorgen net.
Gij leidt mij tot mijns Vaders troon,
Den Helper, groot in trouwbetoon.
Die voor Zijn kind tot troost gereed.
Mijn nooden kent, mijn krachten weet.
En bij mijn werk en strijd, tot staf
U, ure des gebeds. mij gat.
O, uur van zoetheid, biddenstijd!
Mijn sabbat onder werk en strijd,
Blijf immer sterken mijne ziel
Waar hier in Babel m' t' al ontviel !
Tol ik, op Jezus woord gereed,
Mijn tent s saamrol als een kleed ;
En dan mijn voet zei aan du kust.
Van 't eeuw'are Vaderland der rust.
LIED 19-
J_A' Geest uit de hoogte, als vuur en als
vlammen,
Vervult aller harten met heilige lust;
Zij gevoelen met vreugd' en juichen te zamen,
Dat d' kracht des Almachtigen steeds op
hen rust.
Koor: Komt, zingt dan vereenigd, op hei-
lige toouen
,.Hozanna, Hozanna den Vader en Zoon!:'
Die waren, en zijn, en eindeloos hlijven
Koningen op hunnen eeuwigen troon.
Het hart is vervuld met een edel gevoelen,
Een onwederstaanbare geestlijke kracht
Geen kracht van den booze, geen ijdel be-
doelen,
Gods Geest heerscht in allen, zoo lieflijk,
zoo zacht.
Koor : Komt, enz.
._ 2:5 —
Vervuld van Profetische geest en in tongen.
Wordt overal gepreekt het Eiemelsche Woord;
De eer onzes Gods wordt in lied'ren bezongen
En krachten en gaven gaan immer steeds voort.
Koor : Komt, enz.
O, mochten wij allen de waarheid verkonden
En toonen bezield met Gods ijver te zijn ;
Wij zouden hun preêken met juichende monden»
„De Heer noodt U allen de Zijne te zijn."
Koor: Komt, enz.
LIED 20.
Wijze : Mijn Heiland heeft Zijn
bloed geplengd.
JVlijn hart is sterk door Jezus macht
En zingt gerust en blij ;
Mijn trouwe Heiland houdt de wacht,
Zijn liefde waakt voor mij.
Ja, Jezus, ja, In Uw gena, Is al mijn vrede
en kracht ;
Mijn hart hebt gij, En in U vrij, Zing ik
in storm en nacht.
— 27 —
Weest, broeders, zusters, meê verblijd,
Zingt vroolijk, dankbaar meê ;
't Geloofslied, zelfs bij zorg en strijd,
Geeft moed en zielevreê,
Ja, amen, ja, Ons is gena
Ontferming ons geschied ;
In Jezus vrij, past u en mij, Der kind'ren
vreugdelied.
T
LIED 21-
Wijze : Ps. 36.
riomf! de Heer volbrengt Zijn werk;
Zijn arm, der boozen macht te sterk,
Blijft zeegnend dat bewaken.
Wij zijn Zijn lichaam, Hij ons hoofd;
De Heer zal doen wat Hij belooft
En nooit Zijn werk verzaken.
Het nevelgrauw der dwaling week,
De nacht van 't ongeloof bezweek,
Het Sion is herboren;
De bron der waarheid vloeit thans weer!
Op, Gods gemeente ! looft den Heer,
Laat d'aard Uw danklied hooren!
J
— 28 —
LIED 22.
Wijze : ,,Zouden wij ook eenmaal komen.
(Gewijzigd.)
ezus is miju Heer en Koning,
Die m' in Sion Zelf een woning,
Aan Zijn hart een plaats bereidt.
Nog een luttel aantal dagen,
En het uurtje is geslagen,
Dat mij Zijne komst verblijdt.
O, hoe zal het mij dan wezen,
Als ik, zonder Hem te vreezen.
Eeuwig bij Hem wezen mag!
Vrij van zonde, vrij van zorgen,
Eeuwig in Zijn tent geborgen;
In Zijn lichtglans nacht en dag!
Niets kan dan dien glans verdooven;
Niets m' ook ooit mijn kroon ontrooven,
Niets m" ontrukken aan die vreugd.
Vergeten is dan alle sraarte:
Want blijdschap slechts vervult het harte
En eeuwig is de ziel verheugd!
— 29 —
LIED 23.
Juicht, heil'geu juicht, wij trekken op naar
Sion !
Zingt, heil'gen, zingt van dat vrij en heer-
lijk land !
Juicht, heil'gen, stelt in Israël? God ver-
trouwen !
Hij zal ons leiden door de kracht van Zijne hand !
Lang, al te lang leefden wij hier in zorgen,
Tot door Godes gunst, de weg geopend is :
d' Hoop licht ons voor en toont den blijden mor-
gen ;
Laat ons vergeten de vroeg' re droefenis.
Zie, zie der wereld 't oordeel reeds bedreigen ;
Kamp en jammeren komen meer en meer;
De overheerschers zullen weldra zwijgen,
En storten van hun troonen, spreekt de Heer.
Komt spoedt u dan naar Sionsvruchtbre dalen;
Komt richt uw schreên naar den Tempel
van den Heer;
- 30
Komt dan en hoort in Sions blijde zalen,
Efraïm's kinderen zinden tot Gods eer.
Weg, naar die gindsche trotsche hooge bergen!
Weg ver van hier, naar het westelijke dal!
Weg naar het land waar held' re beeken
stroomen
En elk getrouwe gezegend worden zal.
Zingt, zingt dan luid een lof lied ter aanbid-
ding ;
Ja, zingt dan luid tot eer van onzen God!
Dank Hem, mijn ziel, voor al Zijn zegeningen,
En voor 't bereiden van Uw zalig lot.
Juicht, heilgen, juicht, wij trekken op naar
Sion !
Zingt, heilgen, zingt van dat vrij en heer-
lijk land !
Juicht heilgen ! stelt in Israëls God vertrou-
wen,
Hij zal ons leiden door de kracht van Zijne hand.
m
— 31
LIED 24.
Wijze : De Leste vriend,
i~ioe heb ik, dierbre Heiland,
U noodig t' allen tijd,
U, die alleen miju Herder,
Mijn hulp en schuilplaats zijt,
Bij U zijn levensstroomen,
Bij U een heilfontein;
Zoodat, wie tot U komen.
Voor eeuwig zalig zijn
Gij zijt ons, dierbre Jezus,
Zoo noodig op ons pad;
Alleen Uw Geest kan leiden
Ons naar Uw vredestad.
Ja, gaat die met ons mede,
Hoe bang de weg dan zij,
Dan is in 't harte vrede;
"Wij zijn van doodsangst vrij.
Heer Jezus blijf ons noodig,
Meer dan de zonnegloed !
Eu dat Uw Geest ons eeuwig
Voor wau kelen behoed'
— H2 —
U prilst ons hart, ons leven,
Kn eens 't verlossingslied:
„Gr' hebt 't al aan ons gegeven,
't Is al voor ons geschied!"
LIED 25.
TTalleluja, reisgenooten, Juicht Kmanuël
ter eer;
Alles moet Zijn grootheid zingen. Aard' en
Hemel juicht dien Heer!
Zaafge tijd van Jezus krooning ' Sions Troos-
ter. Sions vreugd
Daalt op aard! Kik juich dien Koning Aard
en Hemel zij verheugd,
Amen a.nen, amen, amen : Aard e:i Hemel
juiclie samen.
Thans nog aan Gods rechterhand. Is Zijn
CJeesr ons '( onderpand,
Dat Hij aan ons blijft gedenken. Aan ons
denken, vreest geen nood
Goëls macht en liet'd is groot. Niets zal Jezusr
niets zal Jezus
Trouwe krenken; Zelfs de dood, zal ons 't
zaligst heilüoed schenken!
— 33 —
Amen, amen, looft den Heer! Jezus trouw
zij eeuwig d' eer !
Amen, amen, looit den Heer! Jezus trouw
zij eeuwig d' eer !
LIED 26.
Wijze : De Heer die in denHemel woont.
VJTod, hoog in eer en groot van macht;
Wien lof en eer wordt toegebracht;
Voor wien zich buigt de Serafijn, ) , .
Die God wil mij tot Vader zijn. <
Hij, die geen vogeltje vergeet;
Die mijn behoeften kent en weet;
Die trouwe Vader weet gewis: \
Wat voor Zijn kind het nuttigst is. I
bis
Geef Heer, dat ik met iedren dag
U meer en beter kennen mag !
En — waar 'k U boven alles min,
Voert Gij mij eens den Hemel in.
} bis
— 34 —
LIED 27.
Hiere de man, die spreekt met Jehova !
De Ziener van God, Zijn grooten Profeet
Wien, om de opening dezer laatste bedeeling,
Nooit een van Gods oprechten vergeet.
Koor :
Heil den Profeet, verrezen ten Hemel !
Verraders en moord'naars kwellen hem niet
meer.
Vereenigd met God, zoekt hij 't heil van
zijn broederen,
't Eeuwige leven ontving hij van zijn Heer.
Blijf steeds hem gedenken ! hij stierf alfr
martelaar ;
Grootelijks gezegend zij eeuwig zijn naam !
Zijn bloed, door Barbaren vergoten, zal
lang nog
Dekken Illinois, wijl d' aard roemt zijn
faam.
Koor: Heil den Profeet, enz.
Goot is zijn glorie en 't Priesterschap eind'-
loos,
— 35 —
Hij is het, die eeuwig de sleut'len bewaart.
Vorsten en volk'ren zullen hem dienen en
eeren,
Wijl hij is onder de grootste profeeten
geschaard.
Kook : Heil den Profeet, enz.
Opoffering bereidt ons den zegen des He-
mels ;
Zij schenkt ons eeu plaats aan den Heiland
Zijn disch.
Maar Josephs' vervolgers, wacht een droeve
vergelding,
Want zijn werk zal men zien maar ook
hem zelve gewis.
Kook : Heil den Profeet, enz.
LIED 28.
VV ilt 's levenstijd steeds recht waardeeren
En zoekt, — wat hier u zij bereid —
De zoo verheven taak te leeren:
De vorming voor de eeuwigheid.
— 36 —
Koor : Zoekt in dit leven, Naar 't
heil te streven,
Dat zelfs der eeuwen loop verduurt.
Tracht reeds op aarde, Naar hooger waarde,
Door ed'le geestdrift aangevuurd.
Geniet elk oogenblik des levens,
En plukt er al de vruchten van;
Maar, matigt die begeerte tevens
Wijl z' nooit uw hart vervullen kan.
Kook: Zoekt in dit leven, enz.
De Godsvrucht heilige uw harten!
Vered'le uwe vriendschapsband!
Zoo kan zij 't woên des doods zelfs tarten,
Gesnoerd voor beter Vaderland.
Koor: Zoekt in dit leven, enz.
De deugd veredelt uw vermaken,
En huwt z' aan de onsterflijkheid;
Wel verre van 't genot te wraken,
Dat ook reeds hier ons is bereid!
Koor: Zoekt in dit leven, enz.
■WWWa
— 37 —
LIED 29-
Wijze : Christen mag de smart des levens.
JDroeders, moedig 't kruis gedragen !
Zelt'-verloochning schenkt genot;
Vroolijk 'toog omhoog geslagen!
't Enge kruispad voert tot God.
Wilt gij 's Heeren schat verwerven,
Mede zitten op Zijn troon,
Leert het tooisel willig derven,
Dat de wereld draagt ten toon.
Broeders 'toog omhoog geslagen!
't Enge kruispad voert tot God;
Moedig Jezus last gedragen!
Zalig is ons 't wachtend lot.
Die ons kruis geeft, doet ons erven,
Met Zijn Eengeboren Zoon;
Reikt met Vaderhand na 't sterven
Ons Zijn eerkleed, en de kroon.
— 38 --
LIED 30-
J-mister en glorie voor Sions blijde morgen,
Vreugd voor het land dat in donkerheid lag!
Voor immer zwijgt de klacht van droefheid
en zorgen,
Sions triomf begint op deez' dag.
Luister en glorie voor Sions blijde morgen •
Lang reeds door Israëls Profeten voorspeld;
Thans zijn miljoenen ontdaan van hun
zorgen,
Heiden en Jood wordt die blijdschap vermeld.
Zie in de woestijn, de bloemen eens bloeien !
De bergen en dalen zij zijn als verheugd !
Zie, hoe de stroomen daar vlieten en vloeien!
En hoe zelfs de wildernis opspringt van
vreugd.
.LIED 31.
LJw Naam zij dank, o Heiland en Heer!
Dat wij nog telkens, en immer weer
In Uw naam mogen vergadren.
Dit uur, aan Uweu dienst gewijd,
— 39 —
Moge ons hart in U verblijd,
Met eerbied tot U nad'ren !
Met eerbied tot U nad'ren !
't Zij alles Uwen Naam ter Eer,
Eii naar Uw Evangelieleer,
Wat uit ons hart moog rijzen!
't Stijg alles op tot Uwen troon,
Om Vader, U en Uwen Zoon,
En Heil'gen Geest te prijzen!
En Heil'gen Geest te prijzen !
Och, dat ons hart dit avonduur,
Ontgloeid door 't heiligst liefdevuur
Zich aan Uw dienst moog' wijden!
Woon in ons midden, liefd'rijk God !
Zoo zal ook nu het reinst genot,
Uw liefde ons verblijden.
Uw liefde ons verblijden.
Dan heffen Broeders, Zusters saam
Straks vroolijk, blijde lied'ren aan
Tot lof des Nooit Volprezen',
En zingen vroolijk, blij te moê,
Hun Goël eenen lofzang toe;
Dat groot en eeuwig Wezen!
Dat groot en eeuwig Wezen.
— 40 —
LIED 32.
Wijze: Weet gij hoeveel sterren kleven.
ï~. left aan, verheugt u al te zamen,
t Is God, die trouw Zijn volk bewaart ;
Geen onzer ziet zich ooit beschamen.
Zoo hij slechts op zijn Heiland staart.
Mij, die ons vrede en heil bereidt, / 1 •
Leeft en regeert in eeuwigheid. I
Zij trekken reeds in alle landen,
Gods boden met een heilgen last;
Zij vreezen folt'ring, strijd noch banden,
Maar houden zich aan Jezus vast,
Trots de verdrukking, zijn zij sterk fi,-,.
Omdat zij werken 's Heeren werk. *■
Reeds zeegnen duizenden van tongen
U voor de gif c van Uw Profeet;
Ver is Uw werk reeds doorgedrongen
O, Koning! die aan 't kruishout leedt!
't Vergeten eiland hoort Uw Woord, ) v •
Uw lof weerklinkt in Zuid en Noord. (
Nabij of ver, — wij zijn verbonden;
Eén Heer, en e'én geloof, e'e'n doop,
41
Eén geest is hier door ons gevonden
En één is aller liefd' en hoop;
"Wij bidden en wij danken saam ) , .
Tot God, met d' eenen Vadernaam, (
Verheft den Heer! Zijn dag komt nader ;
Eén kudd', één Herder is beloofd;
De volken buigen zich te gader
Voor Jezus Christus aller Hoofd!
Och ! of die heildag haast verscheen, j , •
Dan worden aard en Hemel één i
LIED 33-
VV ij danken U Heer voor Uw profeet,
Dien g' ons schonkt in deez' laatsten tijd.
Wij danken U voor 't eeuwig Evangelie,
Dat thans onze harten verblijdt.
Wij danken U voor al Uwe liefde,
O Vader, die Gij ons steeds biedt ;
Wij weten, dat wat ons ook griefde, ) . .
Uw goedheid als stroomen steeds vliet.)
Als het nietige, aardsche gewemel
En vrees ons vertrouwen verstoort,
— 42 —
Dan blikken wij op naar den Hemel
Tot U, Vader, die altijd ons hoort
Wij twijfelen niet aan Uw trouwe,
Want die toch is eindeloos groot;
Geef, dat ik dan steeds op U bouwe, ) , .
Die Uw bloed zelfs voor ons vergoot. )
Wij prijzen, o Heer, Uwe waarheid
Ook zelfs in den donkersten nacht ;
Verheugen ons in 't rein Evangelie,
't Welk zegen en heil ons aanbracht,
Zoo gaan w' voort tot d' eeuw'ge volmaking,
Die d' oprecht geloovige wacht,
Wijl zij, die verwerpen deez' boodschap,) ,.
Zullen komen in een duisteren nacht. )
LIED 34.
Wijze: „God sprak" enz.
J_,ooft God, o Broeders, zijt verblijd
Van Zijnen Herneltmon,
Zag Hij ons aan in Zijn geuaa
En zond ons Zijnen Zoon.
— 43 — .
Hij bracht door Zijner waarheidskracht,
En door Zijn rein gebod :
Het zonnelicht in plaats van nacht
En ons terug tot God.
Hij zegevierde over dood,
En hel en helsche macht ;
Nu wacht Gods volk, ontzet van nood,
Een eeuw'ge blijde dag.
Hij opent ons weldra de deur,
En wij, — • wij zijn bereid!
O, Broeders, groot is ons geluk !
Looft God en zijt verblijd.
LIED 35-
Wijze: Ps. 68. (gewijzigd)
Wees niet vervaard, gij kleine stoet!
Hoe luid des vijands overmoed
Zijn zegelied doe klinken;
Hij rekent op uw ondergang, .
Maar voedt dien ijd'len waan niet lang!
Laat dus den moed niet zinken!
44
't Is Godes zaak, waarvoor gij strijdt!
Op Hem gehoopt, vertrouwt altijd;
Laat rustig God regeeren !
Zijn liefd', in Christus eind'loos groot,
Zal, daar Hij hulp beschikt in nood,
Zijn Woord doen triomfeeren
Ons heeft de Heiland vergewist,
Dat aller boozen macht en list
Niet ons, maar hen zal krenken.
Hun roem verkeert in hoon en spot;
God is mot ons en wij met God,
Hij zal de zeeg' ons schenken
LIED 36.
Wijze: Oostenr. Volkslied.
eils-toezegging is ons 't teeken
H
Sion, van Uw majesteit.
Hij, Wiens trouw geen macht kan breken,
Heeft U glorie toegezeid.
God heeft U zelf uitverkoren
En op eenen rots gegrond ;
U is ook Zijn heil beschoren, / , •
• bis
Naar Zijn eeuwig vast verbond \
45
's Daags geeft 'sHeeren wolk U luister
En des nachts Zijn vuurkolom;
's Heeren licht verdrijft het duister.
Maakt U tot Zijn heiligdom.
Hij, de Heer, die daaglijks manna,
Sion! aan Uw kindren gaf.
Doet klinken nu, Uw blij Hosanna },.
Tot aan — neen zelfs tot over 't graf (
LIED 37.
J.k ga nu op naar Sions top,
Want ,,volg mij" spreekt mijn Koning,
En gaat hier 't spoor woestijnen door,
Aan 't eind ligt 's Vaders woning.
Maar ook hoe meer ik nader kom,
Aan 't oord van liefd' en j^iairéTd, S^i
Hoe meer van 't hemelsch heiligdom
De lichtglans zich ten toon spreidt.
Koor: Ons hart dorst naar Sion,
Naar Sion dorst ons hart.
Komt, Broeders mee, naar 't land van vree
Laat ons te zamen trekken;
En, wie er vlied', met woord en lied
— 46 —
Tot trouw elkandren wekken.
Komt hand in hand het enge spoor
Begaan naar Sions wallen,
Der Eng len lied, der zaalgen koor
Zal dra in 't oor ons schallen.
Kook : Ons hart dorst naar Sion,
Naar Sion dorst ons hart.
LIED 38.
Wijze: Gez. 46.
VJTedankt zij God, Zijn Naam zij d' eer,
Laat elk Hem juichend prijzen!
Hij zag in liefde op ons neer,
Hij deed het licht herrijzen.
Zijn zuiver p] van gel ie woord
Is weer tot ons gekomen,
En dit heeft onze ziel doorboord,
Ons harte ingenomen.
Des Meeren Woord behoudt zijn kracht,
Der menschen woord moet zwichten !
't Licht, in Gods Woord den mensch gebracht
Moet eens heel d' aard verlichten.
— 47 —
Komt, Broeders, daarop steeds gebouwd!
Komt Zusters, juich ods harte!
De Heere en Zijn Woord vertrouwd!
Trots alle moeit' en srnarte.
LIED 39.
V er boven 't prachtig sterrendak
Daar is een heerlijk oord ;
Waar zaalgen, in hun rein gewaad,
God prijzen ongestoord.
Het ; „heilig, heilig is de Heer"
Weergalmt den Hemel door.
En hoor — ook veler kind'reostem
Vermengt zich met hun koor.
Kook ; Wij, die gelooven in Gods Zoon,
Wij juichen ook eens voor den troon !
En zien elkander zalig weer
En scheiden nimmer - — nimmermeer !
Hier 's elke vreugd slechts kort van duur,
Doch zoo is het daar niet.
Daar 's 't eeuwig feest, geen scheidens-uur,
Geen zonde, geen verdriet.
Hoe heerlijk toch die Hemelvreugd,
— 48 —
Ver boven 't aardsch genot!
Wie wenscht niet met geheel zijn hart:
Te deelen in dat lot?
Koor; Wij, die gelooven in Gods Zoon,
Wij juichen ook eens voor den troon!
En zien elkander zalig weer
En scheiden nimmer — nimmermeer!
LIED 40.
J_juistert, gij sterv'ling, — st ! . . . wees stil !
Naar de stem van Cumorah 's hil,
Welke breekt de stilte van 't graf
En legt al het duist' re ai.
Vriend'lijk fluistert zij ; „alles is wel / bis»
Nu is 't de dag van Israël." I
Het Heidendom regeert niet meer;
't Licht schijnt op de aarde weer;
Sions licht zal helder schijnen,
Duisternis van d' aard verdwijnen.
Engelen en meuschen nu te zaam 1,.
Verkonden dit in Jehova 's naam. '
Troonen wachelen, Babels val
Komt haastig en gewis, dan zal
— 49 —
Sions volk op aard regeeren,
Eq des Satans macht verneêren,
Hun sterkste vijand zinkt in de hel, \ , .
Nu is 't de dag van Israël- /
Jezus komt, en door Zijn stem
Wekt Hij de heil'gen die heerschen met Hem
Hemel en aarde zingen te zaam,
Verhoogen Zijn glorie, verheffen Zijn Naam.
En dat elkeen nu vermei', i 7 .
DIS.
Dit is de dag van Israël, <
Sion regeert, de heil'gen zijn vrij!
De dood is verslonden, het leven bracht Hij,
Priesters en koningen die eeuwig Hem loven,.
Vullen de werelden, beneden en boven,
Zingen de lofzang: „alles is wel i ,.
° & " f bis.
Nu is t de dag van Israël." i
LIED 41-
Wijze: „'t Licht des daags."
J— /aat de lampen helder lichten,
Schijnend, ook voor and'ren voet;
— 50 —
't Is een heugen dienst verrichten,
Als g' een zwakkeu Broeder hoedt.
Koor: Laat de lampen helder lichten:
Heil'gen, u is d' eer gegunt!
Waarom zou een moede zwichten
Dien gij helpen, redden kunt?
Duister zijn der zondedreven,
Zwakken steeds ten hangen nacht ;
Laat uw licht haar schijnsel geven
Waar 't herouw ontferming wacht.
Kook : Laat de lampen helder lichten, enz.
Broeders, 't is door Gods genade
Dat wij kind'ren zijn des lichts,
Waakt dan ! eerlang komt 't te stade ;
Haast komt d' Ure des Gerichts.
Kook : Laat de lampen helder lichten, enz.
LIED 42.
Wijze : „Waar heen gaat gij ?"
A^egt ons heil'gen, waar heen gaat gij ?
't Oo£ omhoog en hand aan hand.
— 51 —
Wij gaan op des Konings roepstem,
Naar Sion, ons Vaderland.
Over zee en berg en dalen
Gaan wij naar de blijde zalen,
Van Sion, ons Vaderland.
bis.
Onheil, storm en ramp bedreigt u!
Zijt gij voor 't gevaar bestand ?
Waarom zouden wij toch vreezen,
Als wij reizen op G-ods command' ?
't Priesterschap zal ons geleiden;
God zal ons van ramp bevrijden, i
Hij brengt ons in 't Vaderland.
Zegt ons, heil'gen, wat verwacht gij
Als uw deel aan 't Wester strand?
Gloriekroon en Priesterkleeding
Bij volharding uit 's Heeren hand.
God, den Heiligen, ongezienen,
Zullen wij eens ziende dienen j
ïn Zijn Huis, in 't Vaderland \
bis.
Zegt ons heil'gen, mogen wij ook
Met u trekken naar dat land?
Komt, weest welkom, volgt ons allen,
't Oog op God, en hand aan hand'
— 52 —
Bij der Eng'len vreugdezangen,
Zal de Heer ons Zelf ontvangen, )
In Zijn Huis in 't Vaderland. < bis>
LIED 43.
X~leel de wereld ligt in 't duister
Zie mijn ziel, wees stil en vraag:
„Heer vervul uw Woord met luister
En dat dra de heildag daag."
Blijde heildag, blijde heildag, |
Och kom spoedig, kom, ja kom. i
bis.
Laat de Indiaan en Neger,
Ja, laat al de heid'nen zien,
Dat 'n heerlijke groote redding
Onze God hun aan komt biên.
't Evangelie, 't Evangelie ) , .
Worde gehoord van pool tot pool. \
Geef allen, die nog ziju in 't duister
Spoedig, Heer ! Uw heerlijk licht
Geef van de Oosterkust tot 't Westeu
— 53 —
Hen die blind zijn, weer 't gezicht,
Laat Uwlichtglans, laat Uw lichtglans, ]
Breken door hun donk'ren nacht.
LIED 44.
J_Joe wat is recht, de dag is aanbrekend
Begroetend' een toekomst van vrijheid en
licht,
d' Eng'len daarboven zijn zwijgend' acht-
gevend'
Op elke hand'ling, die gij hier verricht.
Koor: Doe wat is recht, en de Heer
zal wel zorgen
Strijd maar voor vrijheid in geest en in
macht,
En in geloof, zie maar uit tot den morgen
God Zelf beschermt u ! doe wat is recht.
>oe wat is recht, de kluisters — zij breken.
G-een slaafsche vrees vervult meer ons hart,
Gesterkt door de hoop gaan we voort naar
die streken,
— 54 —
Waar waarheid gebied voert ; doe wat is
recht.
Koor: Doe wat is recht, enz.
Doe wat is recht, wees getrouw steeds en
moedig !
Voorwaarts, spoed voorwaarts, de kroon is
in 't zicht!
Uwe verlossing, zij nadert zeer spoedig.
Zegening wacht u ; doe wat is recht !
Koor; Doe wat is recht, enz.
LIED 45.
Wijze: Alles moet voor Hem zich buigen.
xVomt weer vrij en ongedwongen,
Lustig uit de borst gezongen ;
Vroolijk ons te zaam geschaard,
't Geldt het hoogste goed op aard.
't Is de vrijheid, die wij eeren.
En — wie haar ook moog' ontbeeren, —
Hier op Sions dierb'ren grond,
Jaren lang te prijken stond.
— DO —
Ja, gekocht door 't bloed der vad'ren,
Dat ook ons nog vloeit door d' ad'ren
Bloeit zij, trots der boozen macln,
Nog met jonge frissche kracht.
Dus, wat immer moo»-' gebeuren,
't Zij wij juichen, 't zij wij treuren,
Wars van zond' en slavernij,
Ons de vrijheid dierbaar zij!
LIED 46.
Wijze : „Wacht o mijn ziele."
W«
ees gij stil, mijn ■/ iele,
Verlaat u op den Heer.
Wat u ook ontviele,
Uw Heiland nimmermeer.
Blijf onversaagd, want de morgen daagt
Van uw zaal'ge toekomst, Die brengt meer
dan gij vraagt.
Nog slechts een wijle, En gij smaakt de
vreugd,
Dat uws Heilands komste, uw ziele ver-
heugt.
— 5b' —
Verblijd u dan mijn ziele,
Gerust in u Heer,
Want wat wijk of wiele,
Gods trouw neemt geen keer.
Wie u al verliet, God begeeft u niet
En uwe vertroosting Blijft Hij trots all'
verdriet.
O, dierbre Heiland, Kom spoedig kom,
En neem Uwe plaats *n, Als onze Bruide-
gom.
LIED 47.
Wijze: „Oostenr. Yolksl."
/Afgezonderd tot Gods erfdeel
Als des Heilands naamgenoot ;
Is 't, mijn hart, u niet voldoende
In den grootsten strijd en nood?
Weet gij eenig deel te noemen.
Dat dit Heil te boven gaat?
't Is uw voorrecht, als g' ootmoedig
In 't geloof met kloekheid staat.
Afgezonderd, Gode als Priesters,
Door Zijn Heil'gen Geest bekwaam,
— 57 —
Om des zondaars hart te winnen
Voor 't belijden van Gods Naam.
Zoo doet ons de dier'bre Heiland,
Deelen in Zijn Priestermacht;
In den levensgeest, die uitgaat
Van het offer, dat Hij bracht.
Afgezonderd als verkoornen
lot een heilig Godsgezin,
Is ons reeds d i t leven Christus,
't Eeuwig leven 't rijkst gewin.
Weêrgeboornen voor den Hemel,
Erfgenamen met Gods Zoon
Wachten wij als heilsvoleinding
Priesterkleed en Koningskroon.
LIED 48.
Wijze -. Zouden eenmaal wij ook komen
W
eldra zult gij immers komen,
Dag der grootste heerlijkheid !
Als mij aan Sion's levensstroomen,
— 58 —
De staf mijns diorbren Herders weidt.
Daar is gewis de grens der smarte
Daar kent men nimmer augst of rouw !
Daar baadt zich ons oog en harte !
In Jezus eeuw'ge liefdetrouw !
Daar zijn heerlijk groene dalen,
Vol van kleur en geur en glans,
Daar zijn enkel zonnestralen,
Aan een onbewolkten trans.
Daar siert een eeuw'ge koningskroone,
En een sneeuwwit Priesterkleed,
Wien één van hart met 's Vaders Zoone
Hier Zijn schande en smaadheid leed,
O, wat zalig dan te ontmoeten,
Hem, den Heer, door Wien ik leef,
Waar ik, rustend aan Zijn voeten
Eeuwiglijk Hem eere geef,
Heere, totdat die dag des feestes
Verschijnt in groote heerlijkheid
Wil houden, vol des Heilgen Geestes,
Mijn ziel voor Uwe komst bereid.
— 59 —
LIED 49-
Wijze : „Wij ware op aard ook enz."
Vjrij Ouderlingen Israëls vereenigtu met mij,
En redt het volk des Heeren, waar het dan
ook zij :
In "woestenij, op bergen, aan land of op de
zee
En neem hun uit Babyion naar Sion toch
meê ,
Koor: Babyion, o Babyion, wees nu
van ons gegroet,
Wij gaan naar d' bergen Efraïms volmoed.
De oogst is zeer groot, maar de werkers
niet veel,
Maar als wij zijn vereenigd, dan vormen w'
een geheel.
Wij verzamelen dan de tarwe, uit het mid-
deu van 't oukruid
Hun brengend der gevang'nis en alle jam-
meren uit.
Koor: Babyion! o Babyion! enz.
— 60 —
Wij gaan tot de armen als onze Heiland deed ,
Bezoeken de bedroefden, verlichten al hun
leed:
Wij heelen hunne wonden, wij lenigen hun
smart
En leiden hen naar Sion, met een vreugde-
vol hart.
Koor: Babyion! o Babyion! enz.
LIED 50-
V oor immer met den Heer !
Ja, amen, zegt ons hart;
Dit troostwoord geeft in nood en smart
De hoop en 't leven weer.
Koor: Ons ï'oept des Herders stem,
En volgende op Zijn woord!
Gaan we iederen dag meer een met Hem!
Een schrede huiswaarts voort.
O, uur van zaligheid,
Als ik het Godsgebouw
In Sion als mijn huis aanschouw,
— 61 —
Waar plaats mij is bereid.
Koor : Ons roept des Herders stem,
En volgende op Zijn woord!
Gaan we iederen dag meer een met Hem !
Een schrede huiswaarts voort.
Voor aliijd met den Heer !
Ons hart, dat U bekoort.
Leeft, lieve Vader, in dit woord
En geeft U eeuwig eer.
Koor: Ons roept des Herders stem,
En volgende op Zijn woord !
Gaan we iederen dag meer een met Hem !
Een schrede huiswaarts voort.
Alphaloetische lijst
DER
LIEDEREN.
Afgezonderd tot Gods erfdeel . . No. 47
Beveel gerust uw wegen . . . . „ 11
Broeders moedig 't kruis gedragen , „ 29
Dat ons hart U mag behooren . . „ 6
De dorre vlakte der woestijnen . „ 12
De geest uit de hoogte, als vuur
en als vlammen ,, 19
De morgen daagt en de schaduw
vliedt , „ 1
Doe wat is recht, de dag is aan-
brekend • , „ 44
Eere de man, die spreekt met Je-
hova „27
Gedankt zij God, Zijn Naam zij d'
eer „38
Goedertieren is de Heer .,16
— 63 —
God, hoog in eer en groot van macht
Gij Oudei'lingen Israëls, vereenigt
u met mij
Halleluja, reisgenooten. juicht Ema-
nuël ter eer. .......
Heel de wereld ligt in 't duister .
Heft aan, verheugt u al te zamen
Heils-toezegging is. ons 't teeken .
Hoe heb ik dierbre Heiland. . .
Hoe zal ik U naar waarde prijzen
In welk een oord men Broeders
vindt
Ik ga nu op naar Sions top
Is lijden hier uw deel. ....
Jezus is mijn goede Herder. . .
Jezus is mijn Heer en Koning .
Juicht, Heiligen juicht, wij trekken
op naar Sion
Kom Heilige Geest, daal neder .
Komt allen die looft Emanuëls
Naam
Komt weer vrij en ongedwongen
Laat de lampen helder lichten .
Looft God, o, Broeders zijt verblijd
Luister en glorie voor Sions blijde
morgen
No 26
49
25
43
32
36
24
2
10
37
14
3
22
23
5
13
45
41
3i
30
— 64 —
Luistert gij sterveling! st.. wees stil No. 10
Mijn hart is sterk door Jezus
macht „ 20
O, Jezus, Gij gever „ i
O rnijn vader, Gij die woont . . . ., 15
O, zaalge ure van gebed ..,.,, 18
Slaat d' oogen naar 't gebergte
henen „ 17
Straks groeten wij de Sionsstranden ,, 8
Triomf, de Heer volbrengt Zijn werk ,, 21
Uw Naam zij dank. o Heiland en Heer ,, 81
Ver boven 't prachtig sterren dak . „ 39
Voor immer met den Heer, . . . ,, 50
Weldra zult gij immers komen . . ,, 48
Weest gij stil, mijn ziele ....,, 46
Wees niet vervaard, gij kleine stoet. ,, 35
Weest gezegend, trouwe boden „ 9
Wilt 's levenstijd steeds recht
waardeeren ,, 28
Wij danken U Heer voor Uw profeet. ,, '.Yó
Zegt ons, Heiligen, waarheen gaat gij ? ,, 42
Zoete nacht, zoete nacht ...... 7
H